Rindert Jagersma
Pamflethandel. Productie, distributie en consumptie van pamfletten in de Nederlandse Republiek rond 1700
Proefschrift (PhD Thesis)
University of Amsterdam, 2022
616 pages

UvA Dare (under embargo, see below for a PDF)
WorldCat


Abstract:
Dit proefschrift onderzoekt de productie, distributie en consumptie van pamfletten in de Nederlandse Republiek aan het eind van de zeventiende eeuw. Het proefschrift bestaat uit twee delen verdeeld over vier hoofdstukken. In het eerste gedeelte komt de bredere context van de vroegmoderne Nederlandse boekenmarkt aan de orde. Middels een kwantitatieve analyse van de Short Title Catalogue, Netherlands (STCN) wordt de ontwikkeling van het Nederlandse boek (met inbegrip van pamfletten) in de periode 1450-1800 belicht. Aan de orde komen onder andere de typografische kenmerken van boeken, de vormgeving van pamfletten, anonieme producties en het belang van de papierhandel. In hoofdstuk twee worden de oplagecijfers en drukkosten van pamfletten rond 1700 onderzocht. In het tweede gedeelte wordt de verkregen informatie teruggekoppeld naar twee casussen. In het derde hoofdpunt staat op microniveau de totstandkoming van een specifiek pamflet centraal: Beurze-stryd uit 1692. Aan de hand van archiefstukken wordt een uniek, gedetailleerd beeld van de productie, distributie en consumptie van dit, uiteindelijk verboden, pamflet beschreven. Het vierde hoofdstuk behandelt de herontdekte memorialen van de pamflettist en vrijdenker Ericus Walten (1662-1697) en schetst diens leef- en denkwereld met een focus op zijn observaties en opvattingen over schrijverschap. Het proefschrift benadrukt het belang van de pamflethandel op de vroegmoderne Nederlandse boekenmarkt.
[This book is in Dutch. For an English summary, see pp. 601-604, or below]


This book is Open Access available.
Direct download: PDF (Google Drive) (118 MB)


Dit proefschrift onderzoekt de productie, distributie en consumptie van boeken en pamfletten in de Nederlandse Republiek rond 1700. Het eerste gedeelte is gericht op de bredere context van de boekenmarkt in de Republiek. Een kwantitatieve analyse van de Short Title Catalogue, Netherlands (STCN) geeft in hoofdstuk 1 een beeld van de ontwikkeling van in Nederland geproduceerde boeken tussen 1450 en 1800. In hoofdstuk 2 worden oplagecijfers en drukkosten van pamfletten rond 1700 onderzocht. In het tweede gedeelte wordt de verkregen informatie gekoppeld aan twee casussen: de productie, distributie en consumptie van Beurze-stryd (hoofdstuk 3) en de herontdekte memorialen van pamflettist en vrijdenker Ericus Walten (1662-1697) (hoofdstuk 4), met een focus op zijn denkbeelden over de samenleving en opvattingen over het schrijverschap. De bevindingen tonen aan dat de pamflethandel een belangrijk onderdeel uitmaakte van de bloeiende vroegmoderne Nederlandse boekenmarkt.
                Pamfletten onderscheidden zich van boeken door hun actuele inhoud. Ze konden snel geproduceerd worden en drukten een stempel op het religieuze, culturele en politieke klimaat. Er is ruim onderzoek gedaan naar de invloed van pamfletten in de Nederlandse Republiek, maar veel minder naar materiële aspecten. Hoe kwamen ze tot stand, hoeveel werden er eigenlijk gedrukt gedurende de zeventiende eeuw en welk aandeel hadden ze in de gehele boekproductie? Hoeveel pamfletten verschenen zonder auteursnaam of uitgeversadres en klopt het dat anonimiteit gerelateerd was aan subversieve inhoud? Kennis van bibliografische en paratekstuele elementen van vroegmoderne boeken en pamfletten maakt inzichtelijk hoe de handel functioneerde en geeft meer inzicht in de werkwijze van pamflettisten.
                Bij de kwantitatieve analyse van de STCN in hoofdstuk 1 heb ik voor de periode 1450-1800 de materiële aspecten van het boek onderzocht: typografische kenmerken, vormgeving van pamfletten, censuur en het gebruik van anonimiteit door drukkers, uitgevers en boekverkopers. De STCN geeft een beter begrip van de wereld van het pamflet aan het einde van de zeventiende eeuw en demonstreert de mogelijkheid om met bibliografische metadata grootschalige kwantitatieve analyses uit te voeren en verhoudingen, verwantschappen, golfbewegingen, patronen en trends in productie en distributie weer te geven die voorheen met traditionele methoden niet zichtbaar waren. De resultaten zijn wel beïnvloed door de ‘survivorship bias’ omdat de STCN onmogelijk een volledig overzicht kan geven van de titelproductie. Daarnaast geldt dat wat geproduceerd werd niet automatisch ook gelezen werd.
                In hoofdstuk 1 betoog ik dat de Nederlandse boekproductie enorm toenam: van iets meer dan 400 edities in de 1570s tot bijna 10.000 in de 1680s. Daarop volgde een periode van stabilisatie tot de titelproductie eind achttiende eeuw weer toenam. Qua typografie was rond 1630 het gotisch niet langer de meest gebruikte drukletter, hoewel de wisseling naar de romein genre- en locatiegebonden was. Gedurende de achttiende eeuw nam het aantal theologische titels af. Er werden meer Nederlandstalige boeken gedrukt, terwijl het percentage Frans- en Latijnstalige midden achttiende eeuw duidelijk afnam. In crisisjaren werden meer pamfletten gedrukt, de meeste in 1672. In het Rampjaar verscheen maar liefst 68 procent van de titels zonder de naam van een drukker of boekverkoper-uitgever (hoewel men veelal wel wist wie achter de productie schuilging). Tussen 1650 en 1749 verscheen de helft van de pamfletten anoniem en in het totale boekenbestand (inclusief pamfletten) 24 procent. De gangbare opvatting in onderzoekspublicaties was dat er meer boeken werden gedrukt in de Nederlandse Republiek dan in alle andere landen samen. Dit blijkt een voorbarige aanname, maar dat er in de Republiek veel boeken, en dan voornamelijk ook pamfletten, gedrukt werden staat buiten kijf.
                Gemeten naar vellen druks kende de Nederlandse boekproductie een dieptepunt in de 1670s. Oorlog zorgde voor papierschaarste, maar mede door snel verkoopbare pamfletten en de oprichting van papiermolens stabiliseerde de boekhandel snel. Boekverkoper-uitgevers wilden het liefst fastsellers: pamfletten en ander drukwerk van geringe omvang vormden de ruggengraat van het boekenbedrijf. Ze waren een welkome afwisseling op omvangrijkere projecten, die meestal tot stand kwamen met geleend geld. Minimaal 45 procent van in de Nederlandse Republiek gedrukte titels bestond uit maximaal twee katernen: klein drukwerk had de markt groot gemaakt.
                In hoofdstuk 2 staat op mesoniveau de oplage en drukkosten van pamfletten rond 1700 centraal. Op basis van Craig Harline’s onderzoek wordt veelal een oplage van 1.000 exemplaren aangenomen. Met behulp van een tarieflijst van de Rotterdamse drukker Pieter II van Waesberge heb ik beargumenteerd dat pamfletten waarschijnlijk werden gedrukt in een oplage van 500 exemplaren; de omvang van een riem papier. De kostenpost papier nam niet af naarmate de oplage steeg. Het was economisch veiliger om eerst 500 exemplaren te drukken en er eventueel – zelfs met nieuw zetsel – 500 bij te drukken, dan in één keer 1.000 exemplaren te drukken. De uiteindelijke oplage bleek afhankelijk van diverse factoren: locatie, periode, genre, beoogd publiek en beschikbare financiën. Inschatting van de oplage gebeurde op basis van ervaring. Vuistregel is dat, met twee zetters en twee man aan een pers, een pamflet (of ander drukwerk op quartoformaat) gedrukt kon worden in het aantal dagen dat het pamflet aan katernen telt, plus één of twee extra dagen.
                Hoofdstuk 3 draait om één enkel pamflet: Beurze-stryd uit 1692. Het was geschreven door Govard Bidloo – Ericus Waltens oude schrijfkameraad. Samen met Romeyn de Hooghe hadden ze in 1690 stadhouder-koning Willem III verdedigd tegen de Amsterdamse regenten. Verspreiding van Beurze-stryd werd verboden, maar aan de hand van de uitvoerige archiefstukken bij het proces dat erover gevoerd werd, kan een gedetailleerd beeld worden geschetst van de productie, distributie en consumptie van een pamflet, het tot stand komen van het verbod en de namen van de betrokkenen, waaronder vooraanstaande personen, zoals Huibert Rosenboom, president van de Hoge Raad. Indirect zorgde Beurze-stryd ervoor dat Walten in 1697 zijn leven beëindigde in de Gevangenpoort, zoals in hoofdstuk 4 aan bod komt. Dit pamflet verhinderde zijn vrijlating, zelfs toen Willem III zijn voormalige propagandist vrij probeerde te krijgen. Het Hof van Holland was in 1694 nog altijd zo ontstemd over Willems pogingen in 1692 om Bidloo uit de gevangenis te houden, dat Walten slachtoffer werd van die eerdere machtsstrijd tussen het Hof en de stadhouder. Met als gevolg dat de pamflettist, toen vonniswijzing in zijn zaak uitbleef, zelfmoord pleegde.
                De twee herontdekte memorialen van Ericus Walten, pamflettist, vrijdenker en aanhanger van de radicale Verlichting, geven een unieke blik op het reilen en zeilen van pamflettisten in de late zeventiende eeuw (hoofdstuk 4). Uit de memorialen blijkt dat Walten weliswaar in 1692 gestopt was als pamflettist, maar ondertussen niet stil zat. Hij geeft aanzetten voor een nieuw boek, waarin hij wilde terugblikken op zijn leven als auteur en vrijdenker. Ook was hij blijkens zijn afkeuring van predikanten en door hen verspreide denkbeelden over de duivel onverminderd radicaal. Daarnaast bleek hij zich actief bezig te houden met alchemie, was een veelgevraagd geneesheer en verdiende bij als juridisch adviseur. Vooral Arnold Geulincx en zijn volgeling Cornelis Bontekoe waren van grote invloed op Waltens denken: vanuit zijn aanvankelijke coccejaanse sympathieën radicaliseerde hij snel en werd de felste verdediger van Balthasar Bekker. Zijn tegenstanders beschuldigden hem van broodschrijverschap. Zijn scherpe pen en de gevaarlijke combinatie van zijn felle aanvallen op de kerk en de inmenging in politieke zaken zorgden voor zijn uiteindelijke arrestatie en dood in gevangenschap.




– pp. 597-600

This dissertation examines the production, distribution, and consumption of books and pamphlets in the Dutch Republic around 1700. The first part focuses on the broader context of the book market in the Dutch Republic. Chapter 1 describes a quantitative analysis of the Short Title Catalogue, Netherlands (STCN) and thus provides a picture of the development of books produced in the Netherlands between 1450 and 1800. Chapter 2 examines print runs and printing costs of pamphlets around 1700. In the second part , the information obtained in part I is linked to two case studies: the production, distribution and consumption of the pamphlet Beurze-stryd (Chapter 3) and the rediscovered memorials of pamphleteer and freethinker Ericus Walten (1662-1697) (Chapter 4), with a focus on his views of society and views on authorship. The findings show that the trade in pamphlets was an important part of the flourishing early modern Dutch book trade.
                Pamphlets distinguished themselves from books by their topical content. They could be produced quickly and their content left its mark on the religious, cultural and political climate. Extensive research has been conducted on the influence of pamphlets in the Dutch Republic, but much less into their material aspects. How did pamphlets come about, how many were actually printed during the seventeenth century, and what share did they have in the entire book production? How many pamphlets were published without an author’s name or publisher’s address, and is it true that anonymity was related to subversive content? Knowledge of bibliographic and paratextual elements of early modern books and pamphlets enables us to understand how the trade functioned and provides more insight into the working methods of pamphleteers.
                In the quantitative analysis of the STCN in Chapter 1, I examined the material aspects of books in the period 1450-1800: typographical features, design of pamphlets, censorship, and the use of anonymity by printers, publishers, and booksellers. The STCN provides a better insight into the world of the pamphlet at the end of the seventeenth century and demonstrates the possibility of using bibliographic metadata to conduct large-scale quantitative analyses and to display relationships, affinities, patterns, and trends in production and distribution that were not previously visible with traditional research methods. The outcome does suffer from survivorship bias because it is impossible for the STCN to provide a complete record of title production. In addition, what was produced was not automatically read.
                In Chapter 1, I argue that Dutch book production increased enormously: from just over 400 editions in the 1570s to almost 10,000 editions in the 1680s. This period was followed by a period of stabilization until the production increased again in the late eighteenth century. In terms of typography, by the 1630s Blackletter was no longer the most widely used printing letter, although the switch to Roman type was genre and location specific. During the eighteenth century the number of theological titles declined. More Dutch-language books were printed, while the percentage of French- and Latin-language books shows a clear decline in the mid-eighteenth century. More pamphlets were printed in crisis years, the most in 1672. In the Rampjaar (Disaster Year), as many as 68 percent of the titles were printed without the name of a printer or bookseller-publisher (although in many cases people knew who was behind the production). Between 1650 and 1749, half of the pamphlets were printed anonymously, and in the total book stock (including pamphlets) 24 percent was printed anonymously. The predominant perception was that more books were printed in the Dutch Republic than in all other countries combined. This turns out to be a premature assumption, but that many books, and especially pamphlets, were printed in the Dutch Republic is beyond dispute.
                Measured by sheets of paper, Dutch book production hit rock bottom in the 1670s. War caused paper shortages, but due to pamphlets that sold quickly and the establishment of paper mills, the book trade quickly stabilized. Bookseller-publishers preferred fast selling items, or ‘fast sellers’: pamphlets and other printed matter of limited size formed the backbone of the book trade. These forms of print were a welcome change from bulkier projects, which usually came into being with borrowed money. At least 45 percent of titles printed in the Dutch Republic consisted of no more than two quires. The printing of smaller items had made the Dutch book market big.
                At the meso level, Chapter 2 focuses on the circulation and printing costs of pamphlets around 1700. Based on Craig Harline’s research, it is assumed that the average print run of a pamphlet was usually around 1,000 copies. Using a price list from the Rotterdam printer Pieter II van Waesberge, I argue that pamphlets likely had a print run of 500 copies; the size of one ream of paper. The cost of paper did not decrease as the print run increased. It was economically safer to print 500 copies first and possibly print 500 later on – even with new typesetting – than to print 1,000 copies at once. The final print run turned out to depend on several factors: location, period, genre, intended audience and available finances. Printers and publishers estimated the print run based on their experience. The rule of thumb is that, with two typesetters and two men at a press, a pamphlet (or other printed matter in quarto format) could be printed in the number of days equal to the number of quires that the pamphlet consisted of, plus one or two added extra days.
                Chapter 3 concentrates on a single pamphlet: Beurze-stryd from 1692. It was written by Govard Bidloo, Ericus Walten’s old writing companion. Together with Romeyn de Hooghe, they had defended the Stadholder William III against the Amsterdam regents in 1690. Distribution of Beurze-stryd was banned, but the extensive archival records of the trial allow a detailed analysis of the production, distribution, and consumption of a pamphlet, the realization of the ban, and the names of those involved, including prominent figures such as Huibert Rosenboom, president of the Hoge Raad (Supreme Court). Indirectly, Beurze-stryd caused Walten to end his life in the Gevangenpoort (the Prisoner’s Gate in The Hague) 1697, as will be addressed in Chapter 4. The trial around Beurze-stryd eventually prevented Walten’s release from prison, even when William III tried to get involved. The Hof van Holland ((High) Court of Holland) was still so displeased over William’s attempts in 1692 to keep Bidloo out of prison, that in 1694 Walten became a victim of that earlier power struggle. Eventually resulting in the pamphleteer committing suicide when a verdict in his case failed to pass.
                Chapter 4 discusses the two rediscovered note books of pamphleteer, freethinker, and supporter of the radical Enlightenment Ericus Walten. These handwritten books provide a unique glimpse into the life of a pamphleteer in the late seventeenth century. The books show that, although Walten had stopped writing pamphlets in 1692, he had not been idle in the meantime. He initiated a new book, in which he wanted to look back on his life as an author and freethinker. He also kept his radical ideas, as evidenced by his disapproval of preachers and views his on the devil’s existence. In addition the memorials describe that he was actively involved in alchemy, was a much sought-after physician and earned extra money as a legal advisor. Arnold Geulincx and his follower Cornelis Bontekoe were particularly influential on Walten’s thinking: from his initial cocceian sympathies he quickly radicalized and became the fiercest defender of Balthasar Bekker. Walten’s opponents accused him of being a hack. His sharp pen and the dangerous combination of his fierce attacks on the church and interference in political affairs led to his eventual arrest and death in custody.


– pp. 601-604

In de Nederlandse Republiek waren pamfletten overal te vinden. Nieuw uitgekomen titels hingen aan ramen en deuren van boekwinkels, exemplaren lagen in koffiehuizen, men las ze hardop voor en besprak de tekst op straat en in trekschuiten. Met hun actuele inhoud beïnvloedden ze de publieke opinie. Niet voor niets werd er geschreven: ‘Paskwillen vriend, regeeren ’t land’.

Dit proefschrift onderzoekt de productie, distributie en consumptie van pamfletten rond het jaar 1700 aan de hand van een kwantitatieve analyse van de STCN, de drukkosten en oplagecijfers, het pamflet Beurze-stryd (1692) en de memorialen van de pamflettist en vrijdenker Ericus Walten (1662-1697). Het onderzoek toont aan dat pamfletten de ruggengraat van de Nederlandse boekhandel vormden.


Rindert Jagersma (1986) is boekhistoricus, gespecialiseerd in het vroegmoderne boek. Zijn eerdere publicaties handelden onder meer over de onbekende drukkers van de werken van Spinoza, boekbezit, censuur, drukkersknechten en boekveilingcatalogi.